|
|
|
|
Tijdens de 36ste sessie van het Wereldpatrimonium van de UNESCO, gehouden in Sint-Petersburg (Russië) van 24 juni tot 6 juli 2012, heeft de Raad van het Wereldpatrimonium beslist het goed gevormd door de vier voornaamste mijnsites van Wallonië, met name Grand-Hornu, Bois-du-Luc, le Bois du Cazier et Blegny-Mine, in te schrijven op de prestiguese lijst van het Werelderfgoed. Zie de beschikking van de Commissie [ 36 COM 8B.38 ]
Zoals de
professor Robert Halleux, directeur van het Centrum van Geschiedenis
der Wetenschappen en Technieken van de Universiteit van Luik,
terecht aanhaalde bij de voorbereiding van het dossier van de
kandidatuur deze vier historische
sites ontginnen het “steenkoolgebied” Hene-Samber-Maas dat zich
uitstrekt van Nord-Pas de Calais tot het bekken van Aken. Ze stammen
uit dezelfde periode, namelijk van het begin van de 19e tot het
einde van de 20e eeuw. Ze brengen op een beperkt gebied alle
technische en sociale aspecten van het mijnerfgoed samen. Ze vullen
elkaar aan. Blegny-Mine en le Bois du Cazier vormen het luik “werk
en arbeiders”, le Grand-Hornu en Bois-du-Luc het “sociale” luik. De
machtsrelaties en sociale structuur komen tot uiting in de
architectuur.
Vanuit
sociaal oogpunt zijn de Waalse steenkoolmijnen de eerste plaatsen
waar een multiculturele samenleving werd ontwikkeld dankzij de
immigratie. Na de Walen en Vlamingen kwamen Italianen, Spanjaarden,
Polen, Grieken, Marokkanen en Turken. Vanuit architecturaal oogpunt
getuigen le Grand-Hornu en Bois-du-Luc van belangrijke
internationale architecturale en stedenbouwkundige stromingen.
Robert Halleux,
Elke site weerspiegelt een effectief deel van de Waalse mijngeschiedenis. |
|
Architectuur
Grand-Hornu vormt het eerste hoofdstuk van deze geschiedenis. Het toont de durf en de inventiviteit van de industriëlen van die periode die als visionairs kathedralen bouwden van een nieuwe religie die België naar de tweede plaats zou leiden van de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld! De neoklassieke architectuurstijl van deze site, bedacht als een monument dat de tijd en de beproevingen moet trotseren, alsook haar culturele herbestemming op het gebied van design, toegepaste kunsten en hedendaagse creatie, maken er een uniek voorbeeld van.
|
Sociaal leven
De mijnsite van Bois-du-Luc, Museum van Mijnbouw en Duurzame Ontwikkeling, is een uitzonderlijk goed bewaarde getuigenis van een uiterst subtiele sociale bouwkunde. De site is de concrete uitdrukking van een paternalisme dat tot doel heeft om het sociale leven van de arbeider en zijn familie te omkaderen vanaf de geboorte tot de dood om zo hun welzijn te verzekeren maar ook ter controle van de arbeiders. Tegenover de mijn vormt zich een cité die doorheen de tijd uitgroeit tot een volledig model van een industrieel dorp. De arbeiders eten, ontspannen zich, verzorgen zich, bidden en krijgen onderwijs in het dorp onder toezicht van het directiegebouw.
|
|
Herinnering
Le Bois du Cazier in Marcinelle is op zijn beurt een symbool van het geheugen, de arbeidsomstandigheden en de arbeidsimmigratie. Dankzij het sensibiliseringswerk dat gedaan werd rond de mijnramp en de traditie van herdenkingen die elk jaar opnieuw plaatsvinden, kan niemand nog de kracht van dit immaterieel erfgoed negeren dat zich in ons collectief geheugen heeft verankerd. Het zware werk van de mijnwerkers, de gevaren die ze trotseerden en de opofferingen die deze arbeiders hebben gedaan, hebben ertoe bijgedragen dat Wallonië een welvarend gebied werd. Behalve de ruimtes die gewijd zijn aan de tragedie, vervolledigen de aanwezigheid van de musea van de Industrie en het Glas op de site de rol van le Bois du Cazier als uitstalraam van het menselijke savoir-faire, van zijn successen maar ook van zijn dwalingen.
|
Technische kennis
Tenslotte is er ook Blegny-Mine, de site die de langste geschiedenis heeft, maar die vooral opvalt doordat ze gedurende de langste periode een industriële ontginning heeft gekend, aangezien die slechts gestopt is aan het begin van de jaren 1980. Het is de enige van de vier sites die niet ontmanteld en verwaarloosd werd en ze biedt het publiek de unieke mogelijkheid om de technische knowhow te ontdekken en de ontdekking van twee eeuwen steenkoolindustrie te vervolledigen door een bezoek te brengen aan een ontginningsinstallatie van vlak na de oorlog, uitgerust met de meest moderne werktuigen van haar tijd, en aan een oudere installatie, die ook intact is gebleven en dateert uit de 19e eeuw. Last but not least kan iedereen ter plaatse de symbolische daad stellen “af te dalen in de put” zoals honderdduizenden mijnwerkers dat gedaan hebben en overal ter wereld nog steeds doen.
|